Larry Hurtado's Blog, Are Philippians 2:6-11 and Colossians 1:15-20 Christ-Hymns?
Met volgende referenties:
Gordon D. Fee, “Philippians 2:5-11: Hymn or Exalted Pauline Prose?” Bulletin of Biblical Research 2(1992): 29-46.
Jennifer Strawbridge, “According to the Wisdom Given to Him”: The Use of the Pauline Epistles by Early Christian Writers before Nicaea” (DPhil Disssertation, University of Oxford, 2014).
Michael Peppard, “’Poetry’, ‘Hymns’ and ‘Traditional Material’ in New Testament Epistles or How to Do Things with Indentations,” Journal for the Study of the New Testament 30(2008): 319-42.
Martin Hengel, “Hymns and Christology,” in [Hengel] Between Jesus and Paul (London: SCM, 1983), 78-96; “The Song about Christ in Earliest Worship,” in [Hengel] Studies in Early Christology (Edinburgh: T & T Clark, 1995), 227-91.
Joseph Kroll, Die christliche Hymnodik bis zu Klemens von Alexandreia (Königsberg: Hartungsche Buchdruckerei, 1921).
Ernst Lohmeyer, Kyrios Jesus: Eine Untersuchung zu Phil. 2, 5-11. Sitzungsberichte der Heidelberger Akademie der Wissenschaften (Heidelberg: Carl Winters Universitätsbuchhandlung, 1928).
, [], Whether Christ's judiciary power extends to the angels?
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [37]Opdat [38]in de Naam van Jezus zich zou [39]buigen alle knie dergenen, [40]die in den hemel, en [41]die op de aarde, en [42]die onder de aarde zijn. 37. Of, zodat. 38. Dat is, deze Jezus Christus aldus verheerlijkt zijnde, en vanwege deze Zijne heerlijkheid. 39. Dat is, alle redegebruikende schepselen zich onderwerpen, zelfs ook Zijne vijanden tegen hunnen dank. De apostel ziet hier op hetgeen God zegt, Jes.45:23, en past datzelfde Jezus Christus hier toe, gelijk ook Rom.14:11. Deze woorden moeten dan niet eigenlijk verstaan worden, te weten, dat als de naam Jezus genoemd wordt, men de knieen zou moeten buigen, gelijk sommigen uit misverstand van deze plaats, niet zonder bijgeloof doen, want de engelen en boze geesten, van welke hier ook gesproken wordt, eigenlijk geen knieen hebben; maar bij gelijkenis van den uiterlijken eerbied, dien men koningen of prinsen daarmede betoont, onder welke men staat, wordt hier verstaan de onderwerping aller schepselen onder Christus, als den Heere der heren, en Koning der koningen, Openb.19:16, den overste der koningen der aarde, Openb.1:5, en den Heere overal, Hand.10:36. 40. Namelijk de heilige engelen en zalige zielen, Openb.5:13. 41. Dat is, alle mensen op de aarde levende. 42. Dat is, alle mensen, die gestorven en in de graven zijn, of, ook alle boze geesten en verdoemde mensen, die in de hel zijn, dat is, alle redegebruikende schepselen in welke plaats der geschapen wereld zij ook zouden mogen zijn. Want hoewel de duivelen en de goddeloze en verdoemde mensen Christus de behoorlijke onderdanigheid en eer niet tonen, zo moeten zij nochtans, ook tegen hunnen dank, Hem, als den Heere en Rechter over allen, onderworpen zijn. Zie Ps.22:30, en Ps.72:9.